"En ik zei tegen haar: Vertel me iets, lees me iets voor, praat tegen me en
leid mijn gedachten af, beschrijf de wereld, van Bastutjärn tot
Träskliden en Björkas. Paf aan je pijpje en verzin iets, wat dan ook!
Lees, oma! Lees me voor!
Lezen! zei ze. Je ben groot en knap. Je kunt zelf lezen. Ik heb geen
lucht, zei ik. Zonder lucht kun je niet lezen.
Je hebt lucht nodig voor tussen de woorden, ja, voor tussen de letters
zelfs. En de leestekens vergen enorme hoeveelheden frisse lucht.
Als ik het raam eens opendeed? zei grootmoeder.
Dat helpt niet, zei ik. De lucht vanuit die oneindigheid daarbuiten is
dezelfde als hier in de kamer.
Toen las ze me voor, ze las uit het boek waarop we samen geoefend
hadden, het lag op de onderste plank van het etagèretafeltje bij het
raam. Mijn vaders initialen stonden in goud op de voorkant van het
omslag gedrukt, het was dus een oplage uit de tijd dat er bij ons thuis
geen moment aan Gods bestaan werd getwijfeld. En absoluut niet aan zijn
goedheid. Niet lang daarna zou mijn vader onherroepelijk besluiten dat
God niet bestond. En dat de Evangeliën vervalsingen waren. Om van Paulus
maar te zwijgen! Misschien had zijn doorkliefde grote teen hem tijd
gegeven om de teksten te bestuderen zodat hij eindelijk tot een besluit
kon komen.
Grootmoeder las me dus voor, in die tijd bestond God nog."
Uit: Herinneringen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten