"Hij had Hanna op schoot en las voor uit de sprookjes van Grimm; een dik, rood boek met mooie plaatjes, dat nog steeds ergens boven moest staan. Eva was ook in de kamer en hoewel ze al veel te groot voor dat soort verhaaltjes was, luisterde ze half en half mee naar wat hij voorlas. Hoe het sprookje heette, wist hij niet meer, maar het ging over een vader, die zich klaarmaakte voor een reis en aan zijn drie dochters vroeg wat hij voor hen als geschenk zou meebrengen. De eerste dochter wilde een ring met een diamant, de tweede een parelsnoer, maar de derde had haar zinnen gezet op een zingend, springend leeuwerikje. Hanna, een jaar of vijf, stemde enthousiast met deze keus in, zonder dat duidelijk was of ze wel wist wat een leeuwerikje was.
'Dat zou ik ook willen!' zei ze. 'Hè, Eefje?'
'Wat moet je daar dan mee?' vroeg zijn oudste dochter.
'Nou, dat-ie zingt en springt,' zei Hanna vertederd.
'Pgg,' zei Eva. 'Als je een diamanten ring krijgt, kan je daar wel honderd leeuwerikjes voor kopen.'
'Als ik er eentje had,' zei Hanna dromerig, 'dan zette ik hem op mijn kamer en dan ging ik er altijd naar kijken, ook 's nachts.'
'Veel plezier, hoor. Doe mij die diamanten ring maar, pap!'
'En mij het leeuwerikje,' riep Hanna.
'Ik heb het genoteerd,' had hij tegen zijn dochters gezegd."
Uit: Wie scheep gaat
Geen opmerkingen:
Een reactie posten